Iemand vroeg: “Hoe hou je het vol?” Een vraag die midden in een gesprek viel over ziekte en tegenslag. Van beide heb ik een flinke portie gehad. Niet ik zelf; mijn partner. Er zijn jaren geweest waarin we nauwelijks bekomen van het ene, linea recta in het volgende vielen. Altijd even grote dingen. Vaak dreigende dingen. Dan wil je wel overeind blijven staan. Maar hoe?
Eigenlijk had ik gedacht dat het antwoord veel “God” zou bevatten. Maar dat was niet zo. Ik antwoordde dat je in tijden van moeite het beste vriendelijk kunt zijn voor jezelf. Verzorg je zelf goed. Trek mooie kleren aan. Laat jezelf niet verslonzen. Een vriendin van ons ging de dag na de begrafenis van haar lieve man naar de kapper en naar de schoonheidsspecialiste: “Ze hoeven aan de buitenkant niet te zien dat ik van binnen huil” Zei ze.
Wees mild voor jezelf als de slons tóch je leven binnen komt. En heb geduld. Met alles. Met jezelf, met de mensen om je heen. Met je emoties. Vergeef jezelf en de anderen alles. Ben je boos, dan ben je boos. Huil je, dan huil je. Wil je de stoelen door de ramen gooien, dan wil je de stoelen door de ramen gooien. Denk niet dat iets daarvan niet zou mogen.
Er komt een dag, waarop het licht anders zal zijn.
Ik geloof niet dat God er in het bijzonder voor is om ons door moeilijke tijden te loodsen. God is geen Grote Trooster Van het Persoonlijke Leven. Ik denk ook niet dat je in tijden van nood meer moet bidden dan anders. Dit is mijn ervaring: als je verwacht dat God je uit je trieste dagen zal wegtillen, dan word je teleurgesteld. Geen God die dat voor je doet.
Je zult je zelf moeten dragen. Al is het aan je eigen haren.
Vroeger was ik daar beducht voor: dat je jezelf aan je haren uit het moeras zou trekken. Dat kon niet, dacht ik. Daar werd ik ook voor gewaarschuwd. Inmiddels weet ik: het is de enige weg.
Als je jezelf niet koestert, zal een ander dat óók niet kunnen doen. Zelfs niet als die ander God is.
Zo ongeveer zijn we de weg gegaan. Vertrouwend en dan weer in onrust. In vrede en dan weer in verdriet. Schreeuwend. Scheldend. En dan weer in een innerlijke stilte. We gingen onze weg als mens.
Zo kon het wonder gebeuren: we kwamen erdoor.
En dat was dan, misschien, toch God.