Psalm 91. Al die beweringen. Dat niets je zal gebeuren. Dat God over je waakt. Dat je leeuw en adder zult vertreden. Dat anderen dan misschien zullen vallen, maar jij niet. Hoe die te lezen?
Sommigen zeggen: doe niet ingewikkeld. Er staat wat er staat. Als jij op God vertrouwt, komt alles goed. Sommigen houden sessies met gevaarlijke slangen om te laten zien: zie je wel? Ik word niet gebeten.
Totdat ze wel gebeten worden, natuurlijk.
Gelovigen leven niet langer dan anderen. Wie denkt van wel, leeft een illusie. Christenen zijn niet weerbaarder tegen ongeluk dan een ander. De trouwste bidder zelfs kan ziek worden. Het onbegrijpelijke kan iederéén treffen in gelijke mate.
En God dan?
Die zou toch beschermen?
Trap niet in de fuik die sommigen uitzetten: dat je blijkbaar niet goed hebt gebeden. Of dat het je aan geloof ontbrak.
God is geen Huisgod die voor zijn geliefden zorgt. Niet zó. God ìs helemaal geen beschermende macht. Niet zó.
Niet zonder zijn woord.
Dit is vaak de spraakverwarring: God wordt tot een abstracte macht gemaakt, of tot een minder abstracte Vader, tot een Goedheid zonder geschiedenis. De bijbelse geschriften spreken echter nooit over God zonder zijn spreken. Ze spreken nooit over God zonder zijn geboden, zijn bevelen, zijn weg. God is een God die je toeroept. Wat te leven.
Sinds een jaar bid ik elke ochtend het breviergebed. Drie psalmen, elke ochtend. Een bijbeltekst, elke ochtend. En dit valt mij op: hoe vaak het over recht gaat en over gerechtigheid. “Is dit niet wat Gij wilt, o God? Dat wij recht doen? Aan wees en weduwe?” “Wilt Gij niet dat wij vreemdelingen onderdak bieden?” “Geef eten aan wie honger heeft, geef te drinken aan wie dorst heeft, geef kleding aan wie naakt rondloopt, bezoek wie gevangen zijn, vergeet de zieken niet en geef een dak aan de zwerver”, zegt Jezus
God is geen macht. Hij spreken. En in dat spreken is God machtig. Dat betekent: als je zo doet, vind je een manier van leven die vruchtbaar is.
En dit vruchtbare leven houdt stand. Zelfs als je ziek zou worden. Zelfs als je dood zou gaan. Wat zinvol geleefd is, waait nooit meer weg.
Wij zijn allemaal kwetsbaar. Dit lijkt me de wijsheid van het afgelopen uitzonderlijke jaar. Niemand kan zeggen: “Ik ben niet van vlees en bloed.” Wij zijn lichaam, en daardoor prooi. Deze kwetsbaarheid van ons roept: “Als je tijd beperkt is, wat dóe je dan?”
Ik las deze week weer eens over Janusz Korczak, de Joodse kinderpsychiater. Hij hield voor de Tweede Wereldoorlog lezingen voor de Poolse radio, het land waar hij woonde. Hij ontsloot de kennis over ons kind-zijn en gaf aan kinderen een eigen stem. Toen de nazi kwam en Joodse kinderen in een Joods getto werden opgesloten, ging hij vrijwillig met hen mee. Daar bood hij een veilige plek. Totdat de nazi ook die plek wegnam. De kinderen werden op transport gesteld. En Janusz ging met hen mee. Uit eigen keuze. In de veewagon sprak hij met zijn kinderen. En zo lang hij sprak, hielden zij levensmoed. Uiteindelijk werd hij samen met hen vergast in Auschwitz. Vermoord.
En toch is hij niet dood. En zijn zijn kinderen niet dood.
Agnieszka Holland maakte een film over zijn leven. Zij laat in helder licht de wagon met de kinderen loskomen van de trein. De wagon verlaat het spoor en de deuren gaan open. De kinderen klauteren naar buiten en rennen door het graanveld waar ze in terecht waren gekomen. Een open einde.
Omdat Holland begreep: wie doet wat moet worden gedaan, wankelt niet.