Wat is dat toch met de Kerk? Waarom naaien de bisschoppen ons altijd weer in het pak van de seksuele keurigheid? Waarom willen ze ueberhaupt greep op ons intieme leven? En waarom moet het dan altijd onder de vlag van zonde, schuld en andere zware narigheid?
Het lijkt wel, alsof voor de Kerk slechts één soort mens mag bestaan: de gemiddelde Amerikaanse man in de gemiddelde suburb. Een man met een vrouw, een vrouw met een man, een aantal kinderen, en elke zaterdag naar de supermarkt. O, en op zondag naar de Kerk. Wee je gebeente, als je leven er anders uitziet. Dan springt de bisschop uit zijn vel. Of anders de dominee wel.
Ik begrijp het niet. Wat is er waar, aantrekkelijk, of dienstbaar aan om het leven van mensen te willen insnoeren naar slechts één model? Was Jezus een negentiende-eeuwer? Zat Hij aan de voeten van Koningin Victoria? Moet je van Hem naar het stadhuis, de kerk, vóórdat je zou mogen vrijen? De vragen stellen… Inderdaad. Is het antwoord geven.
Ik zie, hoe sommigen van de Heer de grote zedenmeester maken. Hoe hij – hé dat is toevallig- de weg wees van de heteroseksuele (witte, denk ik er dan ondeugend bij) man. Maar ik kan het niet geloven. Het leven is zo rijk aan vormen. Aan kleuren. Aan mogelijkheden. Ik kan niet geloven dat het de enige, en altijd de enige opdracht is om te snoeien en in te perken. Als ik de boosheid zie van mensen die het leven van anderen oordelen: “zo-en-zo mag het voor God niet bestaan.” Ik kan niet geloven dat dàt de grondtoon van het bestaan zou zijn, dat overal zou klinken: foei, fout, lelijk.
Nee.
Voor de helderheid: ook ik zou willen dat we een werkelijkheid hadden, waarin het de vrijheid van elk mens zou zijn om haar leven te delen met een ander in liefde en trouw. Tot de dood hen beiden scheidt. Zoals ik ook zou willen dat we een werkelijkheid hadden, waarin elk mens vrij zou zijn om haar leven tot het einde toe te leven. Of waarin mensen vrijheid zouden vinden om elk kind geboren te laten worden. Om maar eens een paar “hot items” te noemen.
Keep on dreaming. Zo’n werkelijkheid is er dus niet. Sommige mensen komen halverwege hun huwelijk tot de ontdekking dat er geen tweede helft meer zal zijn. Omdat er geen vrijheid meer is, maar dwang is gekomen. Omdat één van de partners is gegroeid en niet meer binnen dit verband gelukkig zal worden. Of omdat beiden ontdekken dat het vanaf de eerste dag geen goed idee was om samen te leven.
Sommigen die als man geboren leken, begrijpen na jaren dat ze vrouw zijn. Sommigen die als vrouw werden geboren, ontdekken dat ze man zijn.
Het leven is geen mal. Het is vloeiend, als het licht.
Het is ingrijpend, wanneer die vloeibaarheid voelbaar wordt in je eigen bestaan. Je moet je levensbaan (die je in gedachten tot het einde toe al van een vorm had voorzien) helemaal opnieuw schikken: wie was ik tot nog toe, wie ben ik nu, wie kan ik worden? En dat vaak niet één maal. Maar vele malen. Je springt uit je eigen geschapen mal.
In mijn schoolagenda schreef ik ooit een regel van Irenaeus: gloria Dei enim homo vivens est. Ook hij was een bisschop, Irenaeus. In de tweede eeuw. Dat is al even geleden, dus. Het zinnetje is mij altijd blijven vergezellen. Dat de glorie van God de levende mens is. Het is een troost ( voor mij was het een troost in alle vragen die rondom mij, tiener, spookten). Het is een geestelijke oefening tegelijkertijd.
Dat deze ene mens die nu voor mij staat, dat die de glorie van God is. Deze man die met een vrouw getrouwd is en kinderen heeft, is de glorie van God. Maar de transgenderman die met een andere man samenleeft is dat evenzeer. De vrouw die in haar huwelijk worstelt, omdat ze niet weet of ze door zal gaan of breken zal: zij is de glorie van God. De man die overspel pleegt: hij is de glorie van God.
Elk mens is heilig terrein. En als God haar eert, dan heb ik niet de vrijheid om haar te beoordelen. God heeft Zijn eigen omgang met haar. Ik kan daar niet in kijken, ik kan daar niet tussen staan, ik kan daar al helemaal geen greep op krijgen. Al was ik honderd keer bisschop.
Ik kan wel meegaan in iemands zoektocht. In het vertrouwen dat God de ander zal brengen waar die moet zijn.
Ik verlang naar een Kerk die in elke ontmoeting zou zeggen: jij bent het. Jij bent de glorie van God. Ik verlang naar een Kerk die zou vertrouwen dat God een weg gaat met deze persoon. Ook als niemand precies begrijpt, wat de ander zoekt. Of welke keuzes er worden gemaakt.
In de biologieles leerde ik ooit, dat veelkleurigheid een soort grote flixibiliteit geeft. Door veelvormigheid kunnen soorten ziekten doorstaan. Verstart de vorm, dan is zijn einde nabij. Was er slechts één soort graan, dan was er al lang geen graan meer geweest.
De Kerk doet er goed aan, deze les ter harte te nemen.
.