Toen God zijn helderheid verloor, won ik aan helderheid.

Het heeft mij nogal bezig gehouden in mijn leven, waar het kwaad vandaan komt. Dat kwam een beetje door mijn oma, eigenlijk. Zij was ervan overtuigd, dat alles uit de hand van God kwam. Het goede – en ik knikte lief mee- maar ook het slechte. Zei zij: “Het is geen vreemde hand die je het aandoet”, dan stuiterde ik van binnen. Nou ja, niet direkt. Ik was nog geen zeven toen zij stierf. In die leeftijd knik je nog bij alles wat er gezegd wordt. Om er van af te wezen en om door te gaan met je eigen dingen. Knikkeren bijvoorbeeld.

Later groeiden de tegeltjes van oma in mijn hoofd. Dat God wel wist waar het toe diende. Dat je kracht kreeg naar kruis. En ja, ook dat van die geen vreemde hand. En daarmee groeide ook mijn verzet. Als God het zou willen dat kinderen ziek worden, dan hoefde ik zo’n God niet.

Toch had mijn oma recht van spreken. Zij heeft haar portie narigheid wel gehad. Je zou er een film mee kunnen vullen.

Met de jaren is de vraag tot stilstand gekomen. Is het wijsheid? Of ongeloof? Vrijzinnigheid, misschien? In elk geval is het dit: ik vind het antwoord “God heeft het gewild” net zo dodelijk als “God heeft dit niet gewild.” Wat heb ik er aan te weten, wat God voor gedachten had? Daar verandert niets aan. Wat gebeurd is, is gebeurd en wat gevallen is, is gevallen. Kous af.

Waar het kwaad vandaan komt?

Zo langzamerhand vind ik het wel stoer om met de psalmist (Psalm 39, we lezen hem vanavond) uit te roepen: “Jij, jij, jij hebt het gedaan!” En in zwijgen te vervallen. Het is net zo’n oerkreet als die van Jobs vrouw. “Laat God los!” En ga dood.  Kreten die er toe doen, omdat ze een energie in zich dragen die jou een richting op duwen. En òf dat wordt de goede richting, of het wordt je ondergang. Er is bij oerkreten geen tussenweg. Leven of dood. En niet blijven weifelen, dan wordt het zeker je dood.

De psalmist schreeuwt uit, dat het kwaad – de zanger schijnt dodelijk ziek te zijn- er is. En het gaat ook niet meer weg. Want het was van G’d. Doe het er dus maar mee.

Ik heb mij jaren verzet tegen ziekte die ons leven binnensloop. Niet mijn eigen leven, maar toch ook weer wel. Ze kwam het leven van mijn echtgenoot binnenkruipen. Ze zoog licht weg. En vreugde. En energie. Ik heb gedacht: “Dit gaat over!” Ik heb geroepen:”Ik wil deze situatie niet!” Ik dacht dat ik bij machte was iets te veranderen.

Ik was god niet. En die God wel was? G’d leek mij uit te lachen.

Want dat gebeurde ook. Toen ik mijn verzet opgaf en dacht: oké, dit is het dus. Dit is de troep van je leven, neem er verantwoordelijkheid voor. Toen werd mij ook minder helder wie God was. Hij verloor zijn ‘o’, zeg maar. Dat was eerder al wel zo. Ik heb nooit gedacht te weten van hoe of wat, hoed of rand. Maar nu wist ik, dat ik het al lang wist: G’d is niet te verwoorden. Niet klein te krijgen, zodat ik er iets van begrijpen kon. Hij stuurt niet, of bedoelt niet. Of, misschien stuurt Hij wel en bedoelt Hij wel. Maar dan zal ik toch niet weten waarom of waartoe.

Ik kan maar één ding: oppakken wat er is. Het aannemen als mijn leven. Er iets van maken. En er mijn geluk in vinden.

Ik denk wel eens: als ik in mijn leven aanwezig ben, op die intense manier, dan zal G’d dat ook zijn. Want dat werd mij helder, in alle onhelderheid: G’d is.

Nou goed, dan zal ik er ook zijn.

door sybrandenhenk Geplaatst in God

Plaats een reactie