De kindermoord en God.

opnamedatum: 2003-05-27Er zijn veel schilderijen van gemaakt, van de kindermoord in Bethlehem. Het is een aangrijpende geschiedenis van een koning die zich belachelijk gemaakt voelde en daarom om zich heen sloeg. ‘Alle kinderen van twee jaar en jonger moeten dood’. En de soldaten gaan op pad: het is een bevel tenslotte. Bij sommige schilders werd het een politiek pamflet, tegen de koningen van hun eigen tijd.

Maar God staat er nooit op.

Geen wolkje met een regisseur er boven in. Geen oog dat naar beneden kijkt. Niets. Als je God het meeste nodig hebt, is hij het verst van je verwijderd.

In Mattheus, hij is de enige die de geschiedenis opdient, komt God evenmin voor. Hij laat het werk door een engel doen. Die heeft het er druk mee. Hij, de engel, komt en gaat naar Jozef, de vermeende vader van ‘het kind’ en stuurt zo het verhaal. ‘Het kind’ ontkomt aan de slachting. Maar of God daar zoveel geloofwaardiger van wordt? Waarom zou de een omkomen en de ander ontsnappen? Het zou een cynisch dankgebed worden: “Heer, u heeft mij wel gered. Dank u.”

Mattheus stuurt zijn geschiedenis door citaten uit de schriften. “Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte” en “Te Rama werd een klacht gehoord” en tenslotte “Daarom wordt hij ook Nazoreër genoemd.” Dat laatste citaat komt uit een onbekende bron, trouwens. Niemand kan je zeggen waar het precies staat.

Toch, denk ik, gaat het verhaal om deze laatste woorden. En om de afschuwelijk schurende afstand tot God. Mattheus speelt een woordspel. Met de stad Nazareth allereerst. Hij had een appeltje te schillen met iedereen die Nazareth maar een dom gat vond. En dat waren er nogal wat. Tegen hen zegt hij: uit deze stad, het Spijkenisse van die tijd, zeg maar, kwam de Zoon voort! Dat is zijn eerste troef. De tweede troef is deze: hij speelt met het woord ‘nazarener’. Dat de Zoon ‘Nazarener’ werd.

Ja, daar moet ik dan nog iets bij uitleggen. Voor ons is het woord ‘nazarener’ zo dicht als een oude kluis. Voor de toehoorders van de evangelist was dat waarschijnlijk anders. Een nazarener was een mens die zijn leven wijdde aan God. Totaal. Helemaal. En daardoor aan zijn naaste.  Mensen rondom Mattheus keken er van op, zoals wij dat doen als iemand “Mandela” zegt.

Zo is het verhaal: in de verschrikking van de wereld roept een leegte. God zou er aanwezig moeten zijn. Dat vindt iedereen, gelovig of niet. Als God aanwezig zou zijn, zou het stoppen, de oorlog. De oorlog gaat door. Wie roept er nog “halt”, dan – als het God niet is?

De Zoon. Zo suggereert Mattheus. De ervaring van God-niet-ter-plaatse doet een appèl op jou.

Zo, een lang verhaal. Maar je zou het ook kort kunnen zeggen: vraag niet waar God is. Vraag waar jouw plaats is.

Jij maakt het plaatje compleet.

Plaats een reactie